Ter onderbouwing van het belang van een goede woordenschat volgen hier enkele citaten uit de vakliteratuur. Zo beschikt u over argumenten die nuttig kunnen zijn in discussies met collega’s over dit onderwerp. Zodra er nieuwe informatie is, wordt deze hier toegevoegd.
”Voor zowel de moedertaal als de vreemde taal geldt dat het leren van woorden een essentieel onderdeel van de taalverwerving vormt. Zo laat onderzoek op het gebied van de moedertaal keer op keer zien dat woordkennis en tekstbegrip onderling zeer nauw samenhangen. Verder blijkt dat tekstbegrip door woordenschatonderwijs bevorderd kan worden.” (M. van Daalen-Kapteijns, C. Schouten-van Parreren, K. de Glopper, Levende Talen, december 1993, p.584)
In verband met het Europees Referentiekader (ERK) zeggen Van Ek en Trim dat “vocabulary extension” de belangrijkste factor is om een hoger niveau van taalbeheersing te bereiken. (van Ek en Trim, Vantage, Council of Europe, 2001).
“De belangrijkste factoren voor een goede leesvaardigheid zijn woordenschat en grammatica.” (Hulsker, Levende Talen Tijdschrift, maart 2003, pp. 24-25)
“Woordkennis is een voorwaarde om een taal te lezen, luisteren, spreken en te schrijven.” (Levende Talen Tijdschrift, december 2007, uit S. Webb ‘The effects of repetition on vocabulary knowledge’, Applied Linguistics, 28(1), 2007, 46-65)
“Leerlingen met een ruime woordenschat beschikken over een relatief grote vaardigheid in het afleiden van woordbetekenissen uit de context.” (Glopper, Schouten-van Parreren, van Daalen-Kapteijns, Levende Talen ,December, 1993, p. 586). Kanttekening: Ligt het dan niet voor de hand om de afleidvaardigheid te bevorderen door een grote woordenschat aan te brengen?
A Hulsker hield een onderzoek onder 450 4-havo leerlingen van 7 scholen en 22 klassen. Hieruit bleek dat de belangrijkste factor voor een goede leesvaardigheid was woordkennis, op de voet gevolgd door grammaticakennis. Veel lager scoorde “begrip van tekstopbouw en verbanden” en nog lager “achtergrond kennis” Zij concludeert dan ook: “Talige factoren zoals woordenschat en grammatica lijken van groot belang voor de leesvaardigheid. (A. Hulsker, Op weg naar een diagnostische toets Engels leesvaardigheid, Levende Talen Tijdschrift, maart 2003.)
Tot slot citeer ik de volgende uitspraak die ik vond op de site van Andrew Walkley en Hugh Dellar, oprichters van de lexicallab:
Without grammar you can say little, without vocabulary you can say nothing.
In “Mesten en meten in leesvaardigheidstraining” (Levende Talen Magazine, mei 2012) schrijft prof. G. Westhoff:
“Een flinke woordenschat is een onmisbare basis. Veel lezen helpt om die op te bouwen, maar gegeven de beschikbare lestijd is het erg nuttig ook nog systematisch aan uitbreiding en onderhoud te laten werken.”
Systematische uitbreiding en onderhoud van de woordenschat is de doelstelling van de idioomboeken in de Up&Up serie.
Tot slot citeer ik de volgende uitspraak die ik vond op de site van Andrew Walkley en Hugh Dellar, oprichters van de lexicallab:
Without grammar you can say little, without vocabulary you can say nothing.